Het is om U dat ik word afgeweerd,
om U draag ik het brandmerk van de schande,
verbroken zijn de broederlijke banden,
de ijver voor uw huis heeft mij verteerd.
De smaad van wie U smaadt kwam op mij neer
en met de vinger word ik nagewezen.
Mijn rouw en tranen keren tot mij weer.
In aller oog moet ik verachting lezen. |
|