Vergeefs was ik mijn handen rein,
zoek zuiver in mijn hart te zijn.
De lange dag lijd ik hun plagen,
hun straf moet 'k elke morgen dragen.
Maar als ik onomwonden zei,
hoe bitter alles is voor mij,
ontmoedigde dan niet mijn woord,
het volk dat wacht tot Gij het hoort? |
|