O God, nu zijn de heidenen gekomen,
hebben uw erfdeel in bezit genomen,
uw huis ontwijd, hebben uw stad van vrede
geplunderd en verbrand, uw volk vertreden.
Bloed kleurt de velden rood.
Uw knechten zijn gedood.
Zij liggen onbegraven.
Jeruzalem is stom
en op het land rondom
verzaam'len zich de raven. |
|