Of blijft uw wrevel tegen ons gericht,
verbergt Gij steeds uw god'lijk aangezicht?
Voert Gij uw volk dan nooit tot leven weer
opdat het zich in U verblijde, Heer?
Toon ons uw heil en goedertierenheid;
ik ben o God tot luisteren bereid.
Gij zijt het die uw volk van vrede spreekt,
tenzij het dwaas is en de trouw verbreekt. |
|