Ik zal zo lang ik leef bezingen in mijn lied
des Heren milde gunst, het werk aan ons geschied.
Mijn mond verkondigt, Heer, aan komende geslachten
hoe Gij uw trouw betoont aan hen die U verwachten.
Uw goedertierenheid rijst op en gaat zich welven,
een altijd veilig huis, vast als de hemel zelve. |
|