90 Wat mij dierbaar was

vorige pagina
1. Wat mij dierbaar was, wat ik vinden wou,
dingen waar ik mij aan binden zou,
alles wat ik zocht, kennis, macht of geld,
heeft geen waarde meer, wat werk'lijk telt:
Ik wil U kennen, Jezus.
Dat is mijn grootste schat. U verlost,
U bevrijdt, U bent mijn gerechtigheid;
o, ik houd van U.

2. Ik geloof dat ik gerechtvaardigd ben,
doordat U mij uw genade geeft.
En mijn liefste wens is om meer en meer
zoals U te zijn die in mij leeft.
Ik wil U kennen, Jezus.
Dat is mijn grootste schat.
U verlost, U bevrijdt,
U bent mijn gerechtigheid;
o, ik houd van U.

3. En wanneer ik deel in uw lijden Heer,
zal ik delen in uw heerlijkheid.
Door nu één met U in uw dood te zijn,
zal ik bij U zijn in eeuwigheid.
Ik wil U kennen, Jezus.
Dat is mijn grootste schat.
U verlost, U bevrijdt,
U bent mijn gerechtigheid;
o, ik houd van U. Ik bond van U.