Dan zingen zij, in God verblijd,
aan Hem gewijd, van 's Heren wegen.
Groot is des Heren heerlijkheid,
zijn majesteit ten top gestegen.
Hij slaat, ofschoon oneindig hoog,
op hem het oog die need'rig knielen.
Maar ziet van ver met gramschap aan
de eigenwaan van trotse zielen. |
|