129 Hij, wie men door de marteldood

vorige pagina
1. Hij, wie men door de marteldood
het leven had ontnomen,
is door de macht van onze God
de greep des doods ontkomen.
Het leven gaf en nam Hij weer
om ons tot God te dragen.
`En wat doen wij voor zulk een Heer?'
moet zijn gemeente vragen.

2. Laat dit door allen zijn bedacht:
de liefde deed Hem sterven;
de liefde maakte Hem veracht,
deed Hem de Vader derven.
De liefde bracht Hem in het graf,
legde Hem in 't stof terneder,
de liefde neemt zijn boeien af,
de liefde wekt Hem weder.

3. Hij leeft! Zo klinkt het wachtwoord luid
der heilige gemeente.
Ja, rustte zij, eeuw in, eeuw uit,
met op dit rotsgesteente,
zij had reeds lang door satans macht
en helse duisternissen
en door de onzaalge zondenacht
haar heillicht moeten missen.

4. Hij echter leeft, dus leeft ook zij!
Zij blijft aan Hem verbonden.
Zijn levensadem maakt haar vrij
van doodsnacht en van zonden.
Zowaar als 't offer, dat Hij bracht,
met vruchtloos werd gegeven,
zowaar schenkt Hij ons ook de kracht
van 't opgestane leven.

5. Groot is der liefde rijksgebied,
want groot is ook haar Koning.
Zij vraagt, als ze op zijn liefde ziet,
geen andere beloning
dan dat zij, door zijn Geest gevoed,
steeds meer voor Hem mag werken
en dat bij alles wat zij doet,
Hij steeds haar hand wil sterken.

6. Zo werkt God door de Heilge Geest,
die Hij in 't hart doet wonen;
geloof en hoop, maar liefde 't meest,
kunnen zijn werken kronen.
Een hart dat aan de voet van 't kruis
de ware liefde leerde,
zodanig hart is een bewijs,
dat Jezus triomfeerde.