153 Jakob

vorige pagina
[1]
Daar loop je in den vreemde
en moederziel alleen.
Met weliswaar de zegen,
maar ver van iedereen.
Met niemand om te praten
alleen met je verdriet.
Toch is er in de hemel
een God die alles ziet.
[2]
En als je moe van 't lopen
in slaap valt bij een steen,
verschijnen in het donker
de sterren een voor een.
Als God dan in je dromen
de hemel opendoet,
komt Hij je hier beloven:
'Ik maak weer alles goed'.
[3]
'Waar je nu ligt te slapen,
dat land beloof ik jou.
Je zult hier later wonen,
Ik blijf je altijd trouw.'
Heer, als ik met mijn kind'ren
op deze plek zal staan,
dan zullen wij U dienen,
en eren wij Uw naam.
Dan zullen wij U dienen,
en eren wij Uw naam.