[1]
De ezelin heeft het geweten,
zij ziet het onheil levensgroot.
De ezelin heeft het geweten,
de weg van Bileam loopt dood.
[2]
Hij ging om Israël te vloeken,
hij werkt voor wie hem betaalt.
Hij ging om Israël te vloeken
voor geld doet hij het ergste kwaad.
[3]
De ezelin heeft hem gewaarschuwd,
maar hij is blind voor gevaar.
De ezelin heeft hem gewaarschuwd;
hij scheldt haar uit, hij ranselt haar.
[4]
Tenslotte gaan zijn ogen open,
hij ziet de engel op zijn weg.
Tenslotte gaan zijn ogen open,
de ezelin heeft hem gered.
[5]
En Bileam komt tot bekering,
hij zegent zoals God hem zegt.
En Bileam komt tot bekering,
hij gaat een zegenrijke weg. |
|