Ik schreeuw mijn arme longen uit mijn lijf:
ik heb uw medelijden nodig, HEER;
u weet dat ik mijn pijn niet overdrijf.
U kent mijn toekomst, maar ik maak me zorgen:
ik kan geen kant meer op. Vandaag of morgen
pakken ze mij, mijn vijanden. Mijn HEER:
ik heb geen schuilplaats en geen vrienden meer.
Ik roep om hulp, HEER, en ik kom bij u
omdat u mij de rust en ruimte geeft
en ook omdat ik niemand anders weet;
Luister naar mij: de tegenstand wordt groter.
Zij zijn te sterk, en ik word opgesloten.
Als u mij redt, vertel ik iedereen
zodra ik buiten sta, hoe goed u bent. |
|