God, geef uw wetten aan de koning
en prent zijn zoon uw regels in.
Hij zal uw arme volk regeren
met rechtvaardig, wijs beleid.
Hij oordeelt zonder onderscheid.
De bergen zullen vrede brengen,
de heuvels recht en veiligheid.
Hij zal er zijn voor arme mensen
en hij staat de zwakken bij.
Maar heersers overmeestert hij.
Het volk kijkt vol ontzag naar boven,
zolang de zon, zolang de maan,
zolang het licht mag blijven schijnen.
Hij daalt als regen op het land.
Hij parelt op het veld als dauw.
Hij zal rechtvaardigen belonen
en heersen zal hij overal:
van zee tot zee,
van grens tot grens,
ja, overal
zal vrede zijn,
tot aan het einde van de wereld.
Woestijnbewoners zullen buigen
met diep respect voor hem alleen.
Zijn vijand moet wel voor hem kruipen.
Koning na koning gaat op weg
vanuit de landen langs de kust
om zijn geschenken af te dragen
Wie staat niet in het krijt bij hem?
Laat elke vorst
zijn dienaar zijn,
elk volk in hem
de koning zien.
Laat iedereen hem eer bewijzen.
Hij zal de hulpelozen helpen.
Ze schreeuwen niet vergeefs om recht.
Hij zal hen redden en bevrijden
uit het web van haat en list,
omdat hun leven kostbaar is.
Laat deze koning eeuwig leven!
Het goud van Seba is voor hem.
De mensen blijven voor hem bidden.
Hun zegen draagt hij met zich mee.
Het koren zal zover hij kijkt
de vlakte en de heuvels sieren:
het schittert in de zon, het golft.
Vanuit zijn stad
breekt voorspoed aan.
Er zijn voortaan
geen armen meer:
een lenteteken om te vieren.
Die koning staat hoog aangeschreven,
zijn naam zal blinken in de zon.
De volken prijzen hem gelukkig,
want wie zou niet in het klein
zo’n goede koning willen zijn?
Laat iedereen hem eer bewijzen,
de Heer, de God van Israël.
Gezegend is zijn naam voor eeuwig.
Heel de aarde wordt zijn rijk
en deelt dan in zijn majesteit. |
|