God heeft zichtbaar naam gemaakt
als de God van Israƫl,
God van Juda. Hij alleen.
Hij die alle wapens stukslaat,
koos Jeruzalem als woonplaats.
Zo liet hij aan Sion zien
dat geen leger wordt gespaard.
Imponerend bent u, God.
Van de bergtop kijkt u neer
op de vijand, op uw prooi,
met hun wapens en hun paarden,
in een diepe slaap gevangen.
Tegenover u, o God,
hebben zij geen schijn van kans.
Overweldigend bent u:
uw verschijning maakt ons bang.
Wie kan in uw schaduw staan?
Uit de hemel klinkt uw oordeel,
heel de aarde is er stil van.
U bevrijdt wie wordt veracht.
Zulke mensen geeft u kracht.
God veroordeelt alle wraak:
wrekers mogen niet bestaan.
Hij verdraagt hun taal niet meer.
Jullie die dichtbij hem wonen,
geef de HEER toch wat hem toekomt.
Helden maakt hij machteloos.
Hij verdient de hoogste eer. |
|