Al werken mensen zich kapot –
wanneer de HEER het huis niet bouwt,
komt het niet af.
Al waakt de wachter dag en nacht –
wanneer de HEER niet waakt,
dan valt de stad.
Je slooft je uit
van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat.
Je eet je zuurverdiende brood gehaast.
Gods vrienden krijgen liefde, brood en slaap.
Je kinderen krijg je van de HEER.
Ze zijn een rijke erfenis
van God, voor jou.
En wie volwassen zonen heeft,
is een gewapend man.
Wat een geluk!
Wie zonen heeft,
heeft scherpe pijlen op zijn boog.
Hij weet het antwoord voor zijn vijanden,
wanneer hij onderhandelt in de poort. |
|