1. Wanneer ik roep, wilt U dan horen,
o God van mijn gerechtigheid?
Geef ademruimte als tevoren.
Als U niet helpt ben ik verloren.
Luister genadig, kom op tijd.
Hoelang nog klinken ze, die lege
beschuldigingen tegen mij?
Heersers, bedenk: ik heb Gods zegen.
Wie mij wil treffen, krijgt Hem tegen.
Wanneer ik roep, dan luistert Hij.
2. Voel je je hart van boosheid beven,
bedwing je dan en zondig niet.
Laat God zijn laatste oordeel geven.
Schenk Hem het offer van je leven.
Blijf rustig tot Hij uitkomst biedt.
Ik hoor hoe velen zich beklagen:
‘Is er een blijvend perspectief?’
God, antwoord op de bangste vragen,
wees zelf het licht van onze dagen.
Toon uw gelaat en heb ons lief.
3. Zij zoeken vreugde van beneden
in brood en wijn, in hier en nu.
De mijne overstijgt het heden:
U laat mij slapen in uw vrede,
voor altijd veilig dicht bij U. |
|