1. Met heel mijn hart geef ik U eer.
Uw daden wil ik prijzen, HEER!
Ik sta te juichen en te springen.
Uw grote naam zal ik bezingen.
2. Mijn vijand kromp van angst ineen
en kwam ten val toen U verscheen.
Want U, rechtvaardig in uw oordeel,
besloot als rechter in mijn voordeel.
3. De goddelozen sloeg U neer.
Van hun bestaan weet niemand meer.
Hun steden zijn voorgoed verdwenen;
wat rest zijn enkel losse stenen.
4. De HEER is rechter voor altijd.
Hij heeft de rechtszaak voorbereid.
Conform zijn wet zal Hij beslissen;
niet één keer zal Hij zich vergissen.
5. De HEER staat voor verdrukten klaar.
Hij is een toevlucht in gevaar.
HEER, wie U kent, kan U vertrouwen;
U laat niet los wie op U bouwen.
6. Zing voor de HEER, breng aan het licht
wat Hij als koning heeft verricht.
Hij wreekt het bloed dat wordt vergoten;
de zwakken zal Hij niet verstoten.
7. Help, HEER, mijn haters kwellen mij!
Grijp in, mijn einde is nabij.
Dan zal ik van uw hulp getuigen,
in Sions poorten voor U juichen.
8. De volken lopen in het net
dat zij zelf hebben opgezet.
De HEER zal zijn gezag herstellen;
geen vijand kan het navertellen.
9. De goddelozen krijgen straf.
Wie God vergeten, wacht het graf.
Maar God zal aan de armen denken
en hun een nieuwe toekomst schenken.
10. Sta op, druk trotse mensen neer
en vel een eerlijk vonnis, HEER.
Laat alle volken voor U beven.
Toon hun dat zij maar even leven. |
|