1. Nu word je uitgedragen -
o God, waarom, waarom?
Waarom die duizend vragen,
waarom, waarom, waarom?
2. Nu jij wordt uitgedragen,
een kleinood in een kist,
bespringen ons de vragen -
heeft God zich dan vergist?
3. Wanneer wij aan jou denken
klinkt Goddank ook een lied
dat ons de troost zal schenken
in dalen van verdriet:
4. Nu eindigt al het lijden,
dit is je laatste reis;
de engelen geleiden
je in het paradijs!
5. En alle martelaren
die wachten in de poort,
ontelbaar is de schare,
de vreugde ongestoord.
6. De engelen omringen
je in een machtig koor
om hun gezang te zingen
de hele hemel door!
7. Ze brengen je daarbinnen
die glanzend gouden stad;
het leven kan beginnen
veel beter dan je had.
8. Als bruid zal jou begroeten
die stad Jeruzalem.
Daar mag jij God ontmoeten;
ons kind, jij bent van Hem!
9. Al blijven dan de vragen -
geen mens weet het waarom,
straks, aan het eind der dagen,
dan zien wij jou weerom.
10. Wij gaan dwars door het lijden
naar deze stad op reis,
en jij mag ons geleiden
tot in Gods paradijs! |
|