1. De levende God
zij eeuwige eer,
van hemel en aarde
is Hij alleen Heer.
Hem binden geen vorm,
geen ruimte of tijd,
onzegbaar, onmeetbaar
is zijn heerlijkheid.
2. Aanwezig was Hij
ook vóór iets ontstond,
de Eerste van alles
wat zich ooit bevond
in hemel, op aard,
in zeeën zo diep:
Hij heeft het geschapen
door 't Woord dat Hij riep.
3. Geen eind is aan Hem,
Hij heeft geen begin,
de Eerste, de Laatste,
der wereld zin,
die samenhang geeft
aan al wat geschiedt,
die maakt dat zijn schepping
zijn majesteit ziet.
4. En Hij maakt zijn Naam
door mensen bekend,
die Hij als profeten
de wereld in zendt.
De grootste van hen
was Mozes, zijn knecht
hem werden tien woorden
in handen gelegd.
5. Gods scheppende woord
blijft eeuwig in stand:
Hij schouwt de gedachten,
doorziet het verband
van al wat de mens
beraamt en verzint
en kent al het einde
voordat iets begint.
6. Aan 't eind van de tijd,
zo heeft Hij voorzegd,
dan komt de Messias
en vestigt Gods recht:
Hij loont al het goed,
verbant alle kwaad;
dan ziet heel de schepping
Gods lichtend Gelaat
7. dat opgaat voor elk
die trouw op Hem wacht
die Israël lichtend
geleidt door de nacht,
die nog in de dood
het leven hergeeft;
zijn Naam zij gezegend
die zelf eeuwig leeft. |
|