85 U was begaan, Heer, met uw volk, uw land

vorige pagina
[1]
U was begaan, Heer,
met uw volk, uw land.
U keerde Isr'els lot met sterke hand.
Vergeven hebt U alle zondeschuld
en met uw liefdemantel gans omhuld.
[2]
U hebt uw wrok
en woede weggedaan.
Herstel ons Heer, laat ons in vrijheid staan.
Neem weg uw toorn, hergeef ons onze eer;
kom ons bevrijden, U bent onze Heer.
[3]
Duurt dan, o Heer,
uw woede altijd voort,
hoort heel ons nageslacht
uw oordeelswoord?
Breng ons opnieuw tot leven, U ter eer.
In U verheugt zich dan uw volk, o Heer.
[4]
Toon ons uw liefde,
Heer, bevrijd ons nu.
Luisteren wil ik naar het woord van U.
God spreekt van vrede
voor zijn volk wanneer
het afstand doet
van 't dwaze van weleer.
[5]
Wie aan de Heer
zijn diep respect betuigt,
komt Hij bevrijden -
elk die voor Hem buigt.
Zijn heerlijkheid
vindt woonplaats in ons land.
Dan gaan daar trouw
en liefde hand in hand.
[6]
Vrede en recht,
die hechten zich aaneen;
in die omhelzing worden zij tot één.
Zo groeit er trouw
uit d' aarde tot Gods eer,
Gods recht daalt volop
uit de hemel neer.
[7]
Ook geeft de Heer ons
voorspoed naar zijn woord,
dan brengt het land
zijn rijke oogsten voort.
Gerechtigheid gaat voor de Here uit,
zodat de weg zich voor de Heer ontsluit.