90 O eeuw'ge Heer, U was met kracht

vorige pagina
[1]
O eeuw'ge Heer,
U was met kracht
een toevlucht voor elk nieuw geslacht.
Voor de geboorte van 't massief
en voor U heel de wereld schiep,
was U al God en bent U God,
in eeuwigheid de sterke God.
[2]
De macht van dood
en leven, Heer,
ls in uw hand. U zegt: Keer weer,
daal in de diepe aarde af;
dan daalt de mens neer in het graf.
Voor U komt duizend jaren neer
op maar één dag, een oogwenk, Heer.
[3]
U neemt ons af het levenslicht.
Zoals een droom
voor daglicht zwicht,
als gras, dat opschiet en verdort,
niet ouder dan één dag slechts wordt,
zo is uw woede openbaar
en staat de ondergang al klaar.
[4]
U brengt de fouten aan het licht:
ons duister voor uw aangezicht.
Uw boosheid brengt ons eind nabij,
het leven schiet aan ons voorbij.
Misschien word ik wel zeventig
of tachtig, sterk en levendig.
[5]
Waarvoor die moeite
en die strijd?
Voorbij vliegt toch de levenstijd.
Wie kent de woede van de Heer,
begrijpt Gods boosheid en zijn eer?
Verdiep ons inzicht in uw tijd
en schenk ons hart uw wijs beleid.
[6]
Hoelang nog woedt
uw woede, Heer?
Och, schenk ons uw genade weer!
Vul elke dag uw morgenrood
met liefde voor ons, klein en groot.
Dan juichen wij op blijde maat
van 's morgens vroeg tot 's avonds laat!
[7]
Schenk vreugde
naargelang de tijd,
waarin U ons hebt gekastijd.
Vergoed de jaren vol van pijn,
laat nu de tijd van vreugde zijn.
Heer, maak uw daden openbaar.
Spreek tot uw knechten zonneklaar.
[8]
Heer, op uw grote daden wacht
de mensheid, ja, ons nageslacht.
Laat het ervaren, heerlijk zien,
hoe groots uw liefde mensen dient!
Dan maakt U al ons werken goed
en zegent wat uw dienaar doet.