1. Zijt gij gedoopt in Christus' dood
en in zijn graf begraven,
dan zijt gij daardoor deelgenoot
van zijne Geestesgaven.
Geen zonde heers' meer over u;
gij toch, gij zijt gestorven.
Leef slechts het nieuwe leven nu,
door Jezus u verworven.
2. Het is des Heilands liefste wens,
dat die zijn Naam belijden,
niet leven naar de oude mens,
maar als door Hem bevrijden.
Zo gij met Hem gekruisigd zijt,
is u ook macht gegeven,
om door die doop te allen tijd
de nieuwe mens te leven. |
|