291 Wat ik neem en eet als brood

vorige pagina
1. Wat ik neem en eet als brood,
is het lichaam van mijn Heer.
Wat ik uit de beker drink,
vloeide van het kruis terneer!
refrein:
Geef ons een teken,
dat ons tot geloof beweegt,
onze vaad'ren aten manna,
hemelbrood.

2. Ik ben het brood -,
dat van de hemel daalt.
Hij die van dit brood eet,
hij sterft nimmermeer.
refrein:

3. Ik geef als brood -,
mijn vlees voor u tot spijs.
Waarlijk drank die dorst lest,
geef Ik u: mijn bloed!
refrein

4. Dit woord is hard -,
geen mens, die het verdraagt.
Waarvoor zouden wij nog langer
met Hem gaan?
refrein:

5. Gij mijn discip'len,
wilt gij nu ook niet gaan?
Heer waarheen? Uw mond slechts
spreekt het levenswoord.
refrein: