1. Als je in de trein zou stappen
en je zou niet weten waar je heen wou gaan
(heen wou gaan)
kon je beter in je warme bedje
blijven liggen zonder op te staan (op te staa.n.)
Alles gaat uiteindelijk mis
als je niet weet wie Jezus is.
Refrein:
Ho! Stop! Sta eens even stil.
Waar wou je heengaan
of maakt het geen verschil?
Ho! Stop! Ga er niet vandoor.
Je bent er toch niet zomaar,
je leeft ergens voor.
2. Als je in het donker wandelt
kun je niet goed kijken waar je heen wilt gaan
(heen wilt gaan)
Daarom heb je Jezus nodig,
want Hij steekt een lichtje in je leven aan
(je leven aan)
Reken maar dat jij je vergist
als je het Licht van de wereld mist. Refrein
3. Als je in de put zou vallen
en je zou voor niemand meer te horen zijn,
(horen zijn)
zat je daar te kniezen in de duisternis
en alles zou verloren zijn
(verloren zijn).
Weet je als het donker wordt,
Jezus’ arm is nooit te kort. Refrein
Ho! Stop.