(9) Wie, wie zal mij roven 't zalige lot
[1]
Wie, wie zal mij roven
't zalige lot,
dat ook mij daarboven
wacht bij mijne God?
Jezus, mijn Heer,
daalde voor mij neer,
kocht door naam'loos lijden
mij de hemel weer.

Wie is zo machtig,
die mij ontrooft,
wat de Heer waarachtig
mij heeft beloofd?
[2]
Is ook mijn begeren
dikwijls onrein,
Jezus zal mij leren
heilig, rein te zijn.
Uit satans macht
ben 'k terug gebracht
tot de schoot mijns Vaders,
door des Heren kracht.

Hij heeft geleden
voor al mijn kwaad,
en de kop vertreden
van 't slangenzaad.
[3]
Ja, met mijn gedachten,
woorden en daân,
ja, met al mijn krachten
bid ik Jezus aan.
Hem zij gewijd
eer en heerlijkheid;
'k wil voor Hem besteden
al mijn levenstijd.

Here van boven,
schenk mij de kracht
om Uw naam te loven
bij dag en nacht.