[1]
Wij reizen naar des hemels kust;
Wilt gij gaan? Wilt gij gaan?
En zingen 's Heilands lof met lust;
Wilt gij gaan? Wilt gij gaan?
Miljoenen zijn reeds aan dat strand,
waar God zelf alle leed verbant,
kom, ga met ons naar 't hemels land!
Wilt gij gaan? Wilt gij gaan?
[2]
In 't godd'lijk licht gaan wij daar voort;
Wilt gij gaan? Wilt gij gaan?
Hem prijzen wij daar ongestoord;
Wilt gij gaan? Wilt gij gaan?
De levenskroon op 't hoofd geplant
en d'overwinnaarspalm ter hand,
met al de vreugd van 't beet're land;
Wilt gij gaan? Wilt gij gaan?
[3]
Wij zullen om Gods troon daar staan;
Wilt gij gaan? Wilt gij gaan?
Hem bieden w'onze lofzang aan,
Wilt gij gaan? Wilt gij gaan?
Daar zinkt de zon ook nimmermeer,
De maan verbergt haar glans niet meer
de rouwtijd keert daar nimmer weer;
Wilt gij gaan? Wilt gij gaan?
[4]
Des Heren weg is recht en goed;
Wilt gij gaan? Wilt gij gaan?
God eist verand'ring van gemoed;
Wilt gij gaan? Wilt gij gaan?
Des Heilands roepstem klinkt tot u:
"Neem op uw kruis en volg Mij nu!
Verlossing, vrede schenk Ik u!"
Wilt gij gaan? Wilt gij gaan?
[5]
O zondaar, zeg met hart en mond:
"Ik wil gaan!" "Ik wil gaan!"
Nog heden en in deze stond:
"Ik wil gaan!" "Ik wil gaan!"
Mijn oude makkers, 'k ga niet mee
naar 't oord van eeuw'ge smart en wee!
Ik kies nu Jezus en Zijn vree!
"Ik wil gaan!" "Ik wil gaan!"