(33) Daar ruist langs de wolken een lief'lijke Naam
[1]
Daar ruist langs de wolken
een lief'lijke Naam,
Die hemel en aarde verenigt tezaam
Geen naam is er zoeter en beter voor 't hart
Hij balsemt de wonden en heelt alle smart.
Kent gij, kent gij die Naam nog niet?
Die Naam draagt mijn Heiland,
mijn lust en mijn lied
[2]
Die Naam is naar waarheid
mijn Jezus ook waard,
Want Hij kwam om zalig te maken op aard;
Zo lief had Hij zondaars,
dat Hij voor hen stierf,
Genade bij God door Zijn zoenbloed verwierf.
Kent gij, kent gij die Jezus niet,
Die, om ons te redden, de hemel verliet?
[3]
Eens buigt zich ook alles
voor Jezus in 't stof,
En d' Engelen zingen voortdurend Zijn lof.
O mochten w' om Jezus
verheerlijkt eens staan,
Dan hieven wij juichend de jubeltoon aan:
Jezus, Jezus, Uw Naam zij d' eer,
Want Gij zijt der mensen en Engelen Heer!