(38) De Geest strijdt, o zondaar!
[1]
De Geest strijdt, O zondaar!
En zoekt uw behoud;
Hij klopt aan uw harte,
zo hard en zo koud.
Weersta dan die Geest niet,
die heden nog staat;
wellicht is het morgen,
voor eeuwig te laat.
[2]
O, kind van Gods liefde!
Verzwaar niet uw schuld,
maar wordt met de vrede
des Geestes vervuld.
Bedroef dan die Geest niet;
O, doe Hem geen pijn!
Dat in u uw Heiland
verheerlijkt moog zijn.
[3]
De tempel des harten,
van schoonheid beroofd,
en 't vuur van Gods liefde
schier in u verdoofd;
zie toe, dat die liefde
weer brandende zij;
en blus niet de Geest uit,
want God is nabij!