[1]
In nood roep ik
de Heer om kracht.
Hij antwoordt mij.
Bevrijd en red mij op uw tijd
van lastertong en leugenmacht.
Wil, lasteraars bedenken
wat God als straf zal schenken.
[2]
Hij zal je treffen in de roos.
Met pijlen schiet Hij raak.
Als vuur is dan zijn wraak.
Mijn ongeluk is bar en boos.
Maar wat zal mij dat lonen?
Ik moet daartussen wonen.
[3]
Te lang woon ik
in 't oorlogsland,
het tentenvolk dat haat
en vecht van vroeg tot laat,
op vrede ben ik steeds gebrand.
Maar ik moet alsmaar zwijgen
wil ik geen oorlog krijgen.