[1]
Ik weet niet, waarom Gods genâ
Aan mij ook werd betoond,
En Hij mij, gans onwaardig mens,
Steeds zoveel liefde toont.
[chorus]
Maar ik weet, in Wie 'k geloofd heb,
En ben verzekerd: mijn Heer is machtig,
Dat Hij het pand, Hem toevertrouwd,
Tot die dag bewaart voor mij.
[2]
Ik weet niet, hoe 't geloof in mij
Door God werd ingewerkt,
Of hoe Hij door Zijn Heil'ge Geest
Mij vrede in 't harte werkt.
[chorus]
Maar ik weet, in Wie 'k geloofd heb,
En ben verzekerd: mijn Heer is machtig,
Dat Hij het pand, Hem toevertrouwd,
Tot die dag bewaart voor mij.
[3]
Ik weet niet, hoe Gods Geest de mens
Van zonde ook overtuigt,
En Jezus openbaart aan 't hart,
Dat voor Hem nederbuigt.
[chorus]
Maar ik weet, in Wie 'k geloofd heb,
En ben verzekerd: mijn Heer is machtig,
Dat Hij het pand, Hem toevertrouwd,
Tot die dag bewaart voor mij.
[4]
Ik weet niet hoe mijn weg zal zijn,
Die Hij voor mij bereidt;
Wat kruis ik draag, voor dat ik Hem
Zal zien in heerlijkheid.
[chorus]
Maar ik weet, in Wie 'k geloofd heb,
En ben verzekerd: mijn Heer is machtig,
Dat Hij het pand, Hem toevertrouwd,
Tot die dag bewaart voor mij.
[5]
Ik weet niet, wen mijn Heer weêrkomt,
Of waar ik Hem begroet,
Of dat 'k moet sterven, voor dat ik
Hem in de lucht ontmoet.
[chorus]
Maar ik weet, in Wie 'k geloofd heb,
En ben verzekerd: mijn Heer is machtig,
Dat Hij het pand, Hem toevertrouwd,
Tot die dag bewaart voor mij