(128) Wie nu de Heer wil vrezen
[1]
Wie nu de Heer wil vrezen
en in zijn wegen gaat,
die zal gelukkig wezen,
Hij geeft het u op maat.
Hij zal uw werk doen lukken,
voorzien in uw bestaan.
U zult de vruchten plukken.
Hoe goed zal het u gaan!
[2]
Zoals een wijnstok slingert
en volle vruchten draagt,
zo is uw vrouw een wingerd,
die vele kind'ren baart.
Uw stamboom zal vertakken:
een scheutig kindertal,
dat als olijventakken
uw tafel vullen zal.
[3]
Zo gaat het u voorspoedig
wanneer u met ontzag
in God gelooft, ootmoedig
en Hem dus vrezen mag.
En zegene uit Sion
de Here uw geloof.
Voor wat een mens nooit aankon
is onze God niet doof.
[4]
Je zult intens beleven
hoe goed het Sion gaat.
Jeruzalem zal leven,
uw leven lang, kordaat.
O, dat u lang zal leven
en ziet uw nageslacht.
Heer, wil uw vrede geven,
die Israƫl verwacht.