(173) O blijde dag, o zaal'ge stond
[1]
O, blijde dag, o, zaal'ge stond,
Toen 'k Jezus als mijn Heiland vond,
Om Zijn genade, mij geschied,
Juicht steeds mijn ziel in dankbaar lied.
[chorus]
Blijde dag, zaal'ge stond,
Toen 'k Jezus als mijn Heiland vond,
Toen voor mijn slavenboei en kleed,
Zijn vrijheid Hij mij kennen deed.
Blijde dag, zaal'ge stond,
Toen 'k Jezus als mijn Heiland vond.
[2]
'k Weet, dat 'k de Zijne nu mag zijn,
En eeuwig, eeuwig is Hij mijn;
Hem ingeplant en met Hem één,
Ben 'k eeuwig met Hem lotgemeen.
[chorus]
Blijde dag, zaal'ge stond,
Toen 'k Jezus als mijn Heiland vond,
Toen voor mijn slavenboei en kleed,
Zijn vrijheid Hij mij kennen deed.
Blijde dag, zaal'ge stond,
Toen 'k Jezus als mijn Heiland vond.
[3]
O, zaligheid, waarvan geen tong
Naar hartelust in volheid zong;
Zij werd om niet mijn deel, mijn schat ,
Door Hem, Die mij heeft liefgehad.
[chorus]
Blijde dag, zaal'ge stond,
Toen 'k Jezus als mijn Heiland vond,
Toen voor mijn slavenboei en kleed,
Zijn vrijheid Hij mij kennen deed.
Blijde dag, zaal'ge stond,
Toen 'k Jezus als mijn Heiland vond.
[4]
O, blijde dag, o, zaal'ge stond,
Als eens ik voor Zijn troon verkond,
Met reiner, heil'ger feestgeklank,
Dat aan mijn Jezus 't al ik dank.
[chorus]
Blijde dag, zaal'ge stond,
Toen 'k Jezus als mijn Heiland vond,
Toen voor mijn slavenboei en kleed,
Zijn vrijheid Hij mij kennen deed.
Blijde dag, zaal'ge stond,
Toen 'k Jezus als mijn Heiland vond