[1]
Jezus, zielevriend in nood,
Leen mij schuilplaats in Uw schoot.
Als op 's levens oceaan
dreigend hoog de golven gaan,
geef dan aan mijn ziele rust
in het bange noodgetij,
tot Uw hand behouden mij
landen doet aan 's hemels kust.
[2]
Buiten U, waar zou ik gaan?
Hulp'loos hangt mijn ziel U aan;
laat mij naar mijn smeekgebeên,
machtig Helper, niet alleen.
Als de laatste lichtster dooft,
'k neerzink zonder tegenweer,
dek dan met Uw vleug'len, Heer,
Gij mijn arm en weerloos hoofd.
[3]
Meer dan alles, Heer, is mij
Uw genade en medelij.
Gij, Die, in hun angst en nood
reddelozen redding bood.
Redd'loos ben 'k door eigen schuld,
maar Gij, zonder vlek of smet,
hebt des Vaders heil'ge wet
ook voor mij geheel vervuld.