[1]
O Heer, er is geen trots in mij,
ik houd mijn hart van hoogmoed vrij,
ik zoek niet met een waanwijs oog
naar wat te groot is en te hoog.
[2]
Heb ik mijn ziel niet naar uw wil
gevoegd in vrede, mild en stil,
zoals het pas gespeende kind
troost in zijn moeders armen vindt?
[3]
Gespeend en toch
getroost, zo laat
mijn ziel zich leiden door Gods raad.
Hoop, Israƫl, op God de Heer,
rust bij Hem nu en immermeer.