(211) U geldt de zaak, Uw roem en eer
[1]
U geldt de zaak, Uw roem en eer,
De zaak, waarvoor wij staan:
En daarom strijden we te meer,
Steeds door U voorgegaan.

Maar wensen wij de oogst zeer groot,
Dan moeten wij gans in de dood.
Ziet maar op 't land, naar 't tarwegraan;
Het sterft, om daarna op te staan!
Door onze dood
Wordt d' oogst van zielen groot.
[2]
Uw voorbeeld, Heiland, spoor' ons aan.
Door lijden tot de troon;
Dit is de weg, door U gegaan:
Geen kruis, dan ook geen kroon.

Welaan dan, broeders, in 't geloof,
Houdt hart en oor voor wereld doof;
Weerstaat des vlezes lust en macht;
O sterft! uw Heer en Heiland wacht!
En door uw dood
Wordt d' oogst van zielen groot.
[3]
Hij Zelf, het ware tarwegraan,
Ging voor ons in het graf:
Verheerlijkt is Hij opgestaan,
Tot Die, Die Hem ons gaf.

Komt, broeders, wordt dan Hem gelijk,
Wint zielen voor Zijn koninkrijk;
Uw eigen leven telt niet meer,
Vraagt naar Gods wil, naar Jezus' eer;
En door uw dood
Wordt d' oogst van zielen groot.