[1]
Reeds lang verwacht Uw bruid, o Heer,
de dag van Uw verschijnen.
Daarnaar verlangt zij; ach, wanneer
zal al haar leed verdwijnen?
Door Uwer toekomst zaligheid,
wanneer komt die verkwikkingstijd?
[chorus]
Kom haast'lijk, Here Jezus!
Kom haast'lijk, Here Jezus!
[2]
Wel zijt Gij reeds te allen stond
in Uwer jong'ren midden:
Uw vreugdegroet komt uit Uw mond
en Gij verhoort hun bidden.
Maar Heer, wij zijn niet gans voldaan;
wij blikten graag U zelve aan.
[chorus]
Kom haast'lijk, Here Jezus!
Kom haast'lijk, Here Jezus!
[3]
Ons grieft en smart der haat'ren spot,
die Uwe naam versmaden,
die U, o wonderbare God,
verlooch'nen en verraden.
Kom, toon de volken wijd en zijd
Uw rijk en Uwe heerlijkheid!
[chorus]
Kom haast'lijk, Here Jezus!
Kom haast'lijk, Here Jezus!
[4]
O laat ons waken, laat en vroeg;
laat elk zijn lamp bereiden,
zodat hij olie heeft genoeg;
laat niets van U ons scheiden,
opdat eens bij de blijde schal
"De Bruigom komt!" een echo vall'.
[chorus]
Kom haast'lijk, Here Jezus!
Kom haast'lijk, Here Jezus!
[5]
Zo staan wij in Uw bruidskleed schoon,
en wachten met verlangen,
op U, Die ons voor Uwe troon
ter bruiloft wil ontvangen;
en vrolijk zien wij opwaarts, Heer,
en 't hart roept luider telkens meer.
[chorus]
Kom haast'lijk, Here Jezus!
Kom haast'lijk, Here Jezus