(254) Jeruzalem
[1]
Jeruzalem, o eeuw'ge gouden stad
Stad van het licht, waar iedereen op wacht.
De gouden zon, de heuvels in het rond,
de heilge stede, stad van Gods verbond.
[2]
Jeruzalem, geef dat wij door uw poort
komen tot u en leven naar Gods woord.
De stad waar droefheid niet meer zal bestaan.
Jeruzalem, laat mij naar binnen gaan.
[3]
Jeruzalem, de stad waar liefde woont,
de plaats waar God in licht en glorie troont.
Geen rouw, geen nood, geen onrust en geen haat.
Breng ons, o Heer, daar waar Uw stede staat.
[4]
Jeruzalem, 'k aanschouw met eigen oog
eens uw contouren aan de hemelboog.
Als ik verlost en horend naar Gods stem
zal ingaan tot het nieuw Jeruzalem.