[1]
Er is nog plaats tot ank'ren
in de haven der eeuw'ge rust,
waar stormen nooit u dreigen,
geen zee u ooit ontrust.
Hoe heerlijk klinkt de zwerveling
des Heren woord alom:
"Er is nog plaats tot ank'ren.
Kom, zwerv'ling, kom!"
[chorus]
Nog plaats voor u, nog plaats voor u.
Nog plaats voor u, nog plaats voor u!
Er is nog plaats tot ank'ren.
Kom, zwerv'ling kom!
[2]
Er is nog plaats tot redding,
de boot ligt nog steeds gereed,
de boot des evangelies,
die menig reis reeds deed.
Kom, wil uw wrak verlaten,
eer 't naar de diepte gaat;
stap in en laat u redden,
straks is 't te laat.
[chorus]
Nog plaats voor u, nog plaats voor u.
Nog plaats voor u, nog plaats voor u!
Er is nog plaats tot ank'ren.
Kom, zwerv'ling kom!
[3]
Al kookt en bruist de branding,
de reddingsboot ligt goed vast.
Geen storm kan haar doen wank'len,
is nog zo zwaar haar last.
Laat Jezus Bootsman wezen
in 't machtig golfgedruis;
welaan dan, laat u redden.
Hij brengt u thuis.
[chorus]
Nog plaats voor u, nog plaats voor u.
Nog plaats voor u, nog plaats voor u!
Er is nog plaats tot ank'ren.
Kom, zwerv'ling kom