(315) Eén Vader, Die ons noemt Zijn kind
[1]
Eén Vader, die ons noemt Zijn kind,
één Zoon, die ons zo teer bemint,
één Geest, die ons door 't leven leidt,
één lichaam, dat Zijn licht verspreidt.
[2]
Eén Trooster, die geen wezen laat,
één Bruigom, die te komen staat,
één Bron, die onze ziel verkwikt,
één God, die al ons lot beschikt.
[3]
Eén Koning, die het al regeert,
één Meester, die Zijn wil ons leert,
één Tempel, waar w' een Steen van zijn,
één aan de dis van brood en wijn.
[4]
Eén kruis, waar God verzoening wrocht,
één Heiland, die met bloed ons kocht,
één stad, waar 't moede oog naar staart,
één erfenis voor ons bewaard.
[5]
Eén Woord van God geïnspireerd,
één waarheid, die ons 't goede leert,
één fundament in Jezus' bloed,
één vrede voor 't ontrust gemoed.
[6]
Eén hemel, die ons allen trekt,
één taak, die ons tot arbeid wekt,
één in de liefde voor de Heer,
één in het loflied tot Zijn eer.
[7]
Eén met die ons zijn voorgegaan,
één met die in de strijd nog staan,
één in het dragen van het kruis,
één op de weg naar 't Vaderhuis.
[8]
Eén in 't geloof, één Heer en doop,
één Levensdoel, één zaal 'ge hoop,
één in het bloed op Golgotha,
lof zij de Heer, Halleluja!