[1]
Als gij 's avonds rustig neerligt,
moe en afgetobd,
hoort gij dan niet, hoe uw harte
dikwijls zwoegend klopt?
Denk dan niet: "O, 't is een polsslag".
Neen, 't heeft dieper zin;
Jezus klopt dan aan uw harte,
roepend: "Laat Mij in!"
[2]
Eenmaal komt het uur van sterven,
denk daaraan eens, vrind!
Als de dood, doch zonder kloppen,
u van d' aard ontbindt.
Daarom blijft de Heiland roepen:
"Stel mij niet teleur!
Laat M' uw moede hart verkwikken,
open toch de deur!"
[3]
O, blijf toch uw hart niet sluiten
voor die trouwe Vriend;
heeft Hij dat voor al Zijn liefde
wel aan u verdiend?
Wee u! Als gij handenwringend
voor Zijn richtstoel staat
en diezelfde stem dan uitroept:
"Weg van Mij, te laat!"