[1]
Waak op, gij geest der eerste boden,
der trouwen, die sterk in des Heren macht,
met liefdesdrang de volken noden,
door geen geweld tot moed'loosheid gebracht.
Hun ijver is 't, waardoor in 't wereldrond
nu Jezus' naam ten leven wordt verkond.
[2]
O mocht het vuur, door hen ontstoken,
met sneller gang tot 's aardrijks grenzen gaan;
en waar het woord reeds werd gesproken.
het dieper steeds in 't hart zijn wortels slaan.
Zie op ons, Heer des oogstes, helpend neer,
maak door Uw geest Uw knechtental steeds meer.
[3]
Gij Zelf, Heer, leerdet ons, te bidden
om meerd'ring van Uws Vaders knechtental;
maar wein'gen zelfs, met U in 't midden,
wie is 't, die ons tot zwijgen dwingen zal?
Als U ons oog, bekleed met almacht, ziet,
zegt ons geloof: "Spreek, Heer, en 't is geschied!"
[4]
Doe spoedig, Heer, die heilstond naad'ren,
dat er geen oord op 't wereldrond meer zij,
waar Uw belijders niet vergaad'ren,
in U van 't juk der zond' en wereld vrij.
Dan roemt haast met de volken Isr'el mee
in 't heilgenot van waarheid, liefd' en vreê.