(360) Looft, looft nu aller heren Heer
Ps. 134: 1-3
[1]
Looft, looft nu aller heren Heer;
gij Zijne knechten, geeft Hem eer;
gij, die des nachts Zijn huis bewaakt
en voor Zijn dienst in ijver blaakt.
[2]
Heft uwe handen naar omhoog,
slaat naar het heiligdom uw oog
en knielt eerbiedig voor Hem neêr;
looft, looft nu aller heren Heer.
[3]
Dat 's Heren zegen op u daal',
Zijn gunst uit Zion u bestraal':
Hij schiep 't heelal, Zijn naam ter eer;
Looft, looft dan aller heren Heer.