(363) God heerst als Opperheer
Ps. 97: 1, 6 & 7
[1]
God heerst als Opperheer,
dat elk Hem juichend eer'.
Gij aarde, zee en eiland,
verheugt u in Uw Heiland!
Hem dekt met majesteit
der wolken donkerheid.
Hij vestigt Zijnen troon
op heil'ge rijksgeboƓn
vol recht en wijs beleid.
[2]
Beminnaars van de Heer,
verbreiders van Zijn eer,
hoopt steeds op Zijn genade
en haat altoos het kwade!
Hij Die in tegenspoed
Zijn gunstgenoten hoedt,
verleent hun onderstand
en redt z' uit 's bozen hand,
die op hun onschuld woedt.
[3]
Gods vriend'lijk aangezicht
heeft vrolijkheid en licht
voor all' oprechte harten
ten troost verspreid in smarten.
Juicht, vromen, om uw lot,
verblijdt u steeds in God,
roemt, roemt Zijn heiligheid!
Zo word' Zijn lof verbreid
voor al dit heilgenot.