(146) HalIeluja, prijs de Here
[1]
HalIeluja, prijs de Here,
loven wil ik levenslang!
Heel mijn ziel wil God vereren,
Hij redt van de ondergang.
Bouw niet op een mens of macht,
maar vertrouw op eeuw'ge kracht!
[2]
Als zijn laatste adem uitgaat,
wacht het graf de trotse mens.
Waar geen enkel plan meer op gaat,
daar vergaat, met hem, zijn wens.
Wie de God van Jacob kent,
is geluk en steun gewend.
[3]
Zeer gelukkig is degene
die het van de Heer verwacht.
Uit zijn hand kwam aard' en hemel
en de zee leeft uit zijn kracht.
Wie die trouwe God vertrouwt,
wordt in eeuwigheid gebouwd.
[4]
God schenkt recht
aan onderdrukten,
voedsel aan wie honger lijdt.
Wie de wrange druiven plukten,
worden van de dwang bevrijd.
God geeft blinden het gezicht,
heeft gebukten opgericht.
[5]
God heeft lief
wie naar zijn wil leeft.
Hij beschermt de vreemdeling.
Wie alleen staat en geen mens heeft,
ziet Hij als beschermeling.
Hij steunt weduwe en wees,
draagt hen over hoop en vrees.
[6]
Wie van God niet willen weten,
laat hij over aan zichzelf.
God is koning hoog gezeten,
Sion looft Hem als vanzelf!
God blijft koning, Hij alleen
door de generaties heen.