[1]
Maar 't vrome volk, in U verheugd,
Zal huppelen van zielevreugd,
Daar zij hun wens verkrijgen;
Hun blijdschap zal dan onbepaald,
Door 't licht, dat van Zijn aanzicht straalt,
Ten hoogsten toppunt stijgen.
Heft Gode blijde psalmen aan!
Verhoogt, verhoogt voor Hem de baan;
Laat al wat leeft Hem eren!
Bereidt de weg in Hem verblijd,
Die door de vlakke velden rijdt;
Zijn naam is Heer der heren!
[2]
Geloofd zij God met diepst ontzag!
Hij overlaadt ons dag aan dag,
Met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid!
Wie zou die hoogste Majesteit,
Dan niet met eerbied prijzen?
Die God is ons een God van heil,
Hij schenkt uit goedheid, zonder peil,
Ons 't eeuwig, zalig leven.
Hij kan en wil en zal in nood,
Zelfs bij het naad'ren van de dood,
Volkomen uitkomst geven.