(399) Middelpunt van ons verlangen
[1]
Middelpunt van ons verlangen,
Trooster van 't ontrust gemoed,
Jezus, onze dankb're zangen
loven Uwe liefdegloed.
Gij woudt van de hemel dalen
op deez' diep bedorven aard
en voor ons de schuld betalen,
die ons bang gemoed bezwaart.
[2]
Liefde, Gij moest spottaal horen,
die U drong door merg en been.
Ja, Gij droegt Uws Vaders toren,
Gij voor allen, Gij alleen.
Welk een beker moest Gij drinken
op het aak'lig Golgotha!
Daar liet G' U aan 't kruishout klinken,
daar aanbidden w' Uw genĂ¢!
[3]
Liefd'! In U is al ons leven;
Gij, Gij zijt ons hoogste goed.
Ja, Uw kruis heeft ons gegeven,
wat ons eeuwig juichen doet.
O, hoe zijn w aan U verbonden,
Jezus, Redder, 's Vaders Zoon!
Onze harten onze monden,
juichen dankbaar tot Uw troon!