[1]
Houdt Christus Zijne Kerk in stand,
zo mag de hel vrij woeden;
gezeten aan Gods rechterhand,
kan Hij haar wel behoeden.
Hij is in alle leed
tot hare hulp gereed:
Hij staaft Zijn roem alom
en waakt voor 't christendom:
dies mag de hel vrij woeden.
[2]
De spotter mag de waarheid smaân,
ons kan hij haar niet roven:
'd onchristen mag haar tegenstaan,
wij blijven haar geloven.
U, Jezus, U zij d' eer;
die U verkiest tot Heer,
Uw woord oprecht betracht,
die kan geen helse macht
de zaligheid ontroven.
[3]
Gij, christen, die op Hem vertrouwt,
gij moet geen dreigen vrezen;
die God, Die van de Hemel schouwt,
zal ons een toevlucht wezen!
Der legerscharen Heer
waakt voor Zijn woord en eer,
geeft ons geduld in nood
en kracht en moed in dood.
Wie zou dan dreigen vrezen?