(15) Wie mag in uw tempel blijven
[1]
Wie mag in uw tempel blijven?
Wie bewoont uw heil'ge berg?
Wie geen fout valt aan te wrijven,
die aan ieder gunt zijn recht.
[2]
Die oprecht en eerlijk wandelt
en geen vriend benadeeld heeft;
die geen naaste slecht behandelt,
aan wiens naam geen smet meer kleeft.
[3]
Hij mag in uw tempel leven,
die veracht wie U veracht,
die vereert wie U vereren
en zijn heil van U verwacht.
[4]
Wie mag in uw tempel wonen?
Wie zich waar maakt in uw kracht.
Hij zal zijn oprechtheid tonen,
ook als hij verlies verwacht.
[5]
Wie zijn geld leent zonder rente;
geen geschenk corrupt aanvaardt,
wie zo handelt jegens mensen
is voor God het leven waard.