[1]
Ik wil mij gaan vertroosten
in Jesu lijden groot.
Al heeft 't gestaan ten boosten,
het kan nog worden goed.
Al om mijn zondig leven
hen ik met druk bevaân;
dat wil ik gaan begeven:
O Jesu, zie mij aan!
[2]
De tijd heb ik verloren,
die Gij mij hebt verleend.
Naar U wild' ik niet horen,
in zonden was 'k versteend.
Zeer traag ben ik tot deugden,
al heb ik goed vermaan;
oorsprong der eeuw 'ge vreugden,
o Jesu, zie mij aan!
[3]
Al hen ik vol van zonden,
wil mijns gedachtig zijn.
Uw deugd is zonder gronden,
de schulden zijn al mijn!
Ik ken 't, al is 't zeer spade,
en wil mij niet versmaân,
U smeek ik om genade:
O Jesu, zie mij aan!