[1]
Op U, mijn Heiland, blijf ik hopen;
verlos mij van mijn bange pijn!
Zie, heel mijn hart staat voor U open
en wil, o Heer, uw tempel zijn.
O God, wie aard' en hemel zingen,
verkwik mij met uw heil'ge gloed;
kom met uw zachte glans doordringen,
o zon van liefde, mijn gemoed!
[2]
O, werd mijn hart door U verkoren;
U weet, hoe U mijn ziel bemint,
en in uw liefde als verloren
bij U een veil'ge schuilplaats vindt.
Dan werd mij heerlijkheid gegeven;
een einde kwam aan al mijn smart.
Wil, Jezus, om in mij te leven,
geboren worden in mijn hart!
[3]
Vervul, o Heiland, mijn verlangen;
zie, hoe mijn hart uw komst verbeidt;
in ootmoed wil ik U ontvangen,
mijn ziel en zinnen zijn bereid.
Laat steeds uw liefde mij bewaren,
als om mij heen de wereld woedt.
Graag wil ik nu uw troost ervaren;
doe intocht, Heer, in mijn gemoed!