[1]
Van boven moet het alles komen,
Wat leven wekt en leven voedt;
Van boven zijn de regenstromen,
De morgendauw en zonnegloed!
En hoger nog dan dauw en regen,
Ontspringt de Bron van eeuw'ge zegen. (bis)
[2]
Van boven moet het alles vlieten,
Wat lager opwelt heeft geen kracht;
Wat hier bestendig op zal schieten,
Moet eerst van boven zijn gebracht!
Begiet uw bloemen, plant uw bomen,
De wasdom moet van boven komen, (bis)
[3]
Van boven dalen goede gaven,
Volmaakte giften naar beneĂȘn;
Ach, waarom in de grond te graven?
Van boven komt het heil alleen!
Wat wroet g' in 's aardrijks ingewanden?
Daarboven zijn de milde handen, (bis)
[4]
Ja! boven moet het heerlijk wezen!
Want daar komt zoveel schoons vandaan!
Heiland, uit het graf verrezen,
Is ons naar boven voorgegaan!
Daarheen dan hart en hand geheven!
Die Hem gelooft, heeft eeuwig leven. (bis)